Aan het eind van een drukke werkdag is een fietstochtje leuk. Vooral op een gloednieuwe, mooie racefiets, van carbon, met alle toeters en bellen, waarmee je na een luttele paar weken zelfs speed pedelecs het vuur aan de schenen legt. Helaas, zoals hieronder blijkt is mijn trots misschien niet indrukwekkend genoeg.
Mijn fietstocht rond ik af met een veerovergang, over het IJ, tot vlakbij mijn optrekje. Staand op de veerpont, wachtend op het afmeren voor de oversteek en gestoken in mijn tot in de puntjes verzorgde aerodynamische tenue, was ik al gauw geboeid door een paar meeuwen die behendig over het water scheerden, ze gingen van zweefvlucht over in een uitgebalanceerde bijna-overtrek, waarmee ze haast in de lucht konden blijven hangen waar ze maar wilden. Naast mij kwam een lange, in morsige jeans gestoken, jonge fietser staan, het zadel van zijn eenvoudige Union-fiets was, ondanks de indrukwekkende maat van het frame, in de hoogste stand opgetrokken. Het veer vertrok. Bij aankomst klom ik op mijn racer. Ook de fietser beklom zijn rijwiel en drong zich naar voren om als eerste van boord te gaan. Wij reden het terrein af. Hierna volgen twee wegen richting de stad. Deze komen weer samen vlakbij mijn huis. De fietser ging hard trappend de ene weg in. Ik koos voor de andere. Ondanks dat deze iets langer is, was ik met gemak eerder bij mijn optrekje, Verdekt zag ik de fietser een minuut later langskomen, vast blij dat hij mij voor was gebleven. "Slaap lekker", dacht ik, "doe ik ook".
